035 628 38 02

Wat is dyslexie?

De Stichting Dyslexie Nederland (SDN) heeft, o.a. op grond van het werk van een commissie van de Gezondheidsraad, een definitie opgesteld waar nu in wetenschappelijke kring brede consensus over heerst. Deze definitie wordt nu door de meeste pedagogogen en psychologen gebruikt voor het stellen van de onderkennende diagnose dyslexie.
De definitie van de SDN (2008) luidt:

Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau.”

De onderkennende diagnose gebeurt op grond van objectief waarneembare kenmerken.
De SDN noemt twee criteria. Daaraan moet voldaan zijn om te kunnen spreken van dyslexie.

  1. het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt significant onder hetgeen van het individu, gegeven diens leeftijd en omstandigheden, gevraagd wordt (criterium van de achterstand)
  2. het probleem in het aanleren en toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan, ook wanneer voorzien wordt in adequate remediërende instructie en oefening (criterium van de didactische resistentie)

Onder omstandigheden wordt de situatie verstaan waarin de persoon zijn lees- en spellingvaardigheid functioneel moet toepassen, i.c. de leeromgeving in het onderwijs, de werkplek dan wel een andere situatie. De situatie waarin de betrokkene op basis van zijn aanleg en talent is terechtgekomen, vereist een beheersing van lezen op woordniveau en spellen waaraan hij/zij, qua accuratesse en/of vlotheid, duidelijk niet voldoet.
Onder adequate remediërende instructie wordt verstaan hetgeen het onderwijs kan bewerkstelligen aan op het individu toegesneden maatregelen op het gebied van instructie en begeleide oefening. Afgezien van een taakgerichte aanpak is zorgvuldige protocollering een belangrijke voorwaarde.

Uit: Diagnose van Dyslexie (brochure van de Stichting Dyslexie Nederland, herziene versie 2008). Te bestellen bij de Stichting Dyslexie Nederland, Postbus 93, 3720 AB Bilthoven.

Volwassenen.
Bij volwassenen kunnen deze criteria meestal niet objectief worden vastgesteld, bij gebrek aan genormeerde testmiddelen. De ernst en de hardnekkigheid van de achterstand moeten dan worden geschat aan de hand van een analyse van lees- en schrijftaken.

Combinatie met andere problemen.
Zoals blijkt uit de criteria voor dyslexie, is het voor de onderkennende diagnose dyslexie in principe niet belangrijk of iemand ook nog andere problemen heeft. Dyslexie kan bijvoorbeeld samengaan met:

  • Dyscalculie
  • Motorische problemen
  • ADHD
  • Slechtziendheid of blindheid
  • Slechthorendheid of doofheid
  • Problemen met de mondelinge taal
  • Een hoge of juist lage intelligentie. Het IQ moet wél minimaal 70 zijn om dyslexie te kunnen vaststellen, omdat anders de kenmerken van dyslexie teveel vertroebeld worden door de lage intelligentie. Als er geen aanleiding is om een IQ lager dan 70 te veronderstellen, is een intelligentietest niet nodig om dyslexie te kunnen vaststellen.

Wél is het bij een combinatie van problemen soms lastig om vast te stellen waar het zwaartepunt ligt. Bij een kind met ADHD bijvoorbeeld, kunnen de kenmerken van ADHD die van dyslexie overheersen. Het leren wordt dan meer belemmerd door het aandachtsprobleem dan door het automatiseringsprobleem. Dit heeft ook gevolgen voor de behandeling.

?>