Voorbeelden van andere problemen die bij dyslexie kunnen voorkomen:
Een gebrekkig tijdsbesef: weinig gevoel hebben voor de hoeveelheid tijd die verstrijkt en daardoor bijvoorbeeld vaak te laat komen. Leren klokkijken is vaak ook moeilijk omdat de kloktijden deze kinderen weinig zeggen.
Woordvindingsmoeilijkheden: vaak niet op een woord of een naam kunnen komen. Het woord of de naam is wel bekend, maar kan op dat moment niet gezegd worden (“het ligt op het puntje van mijn tong”).
Problemen met het mondeling formuleren. Vaak heeft dit te maken met woordvindingsproblemen. Als de spreker niet op de juiste woorden kan komen, gaat hij andere woorden gebruiken en kan hij in de knoop komen met wat hij wilde zeggen.
Bij het spreken woorden verkeerd uitspreken of verhaspelen. Dit heeft te maken met de fonologische problemen (problemen met de auditieve verwerking van spraakklanken).
Bij het spreken slordig of onduidelijk articuleren. Dit heeft eveneens te maken met de fonologische problemen (problemen met de auditieve verwerking van spraakklanken).
Problemen met het onthouden van ´betekenisloze´ informatie, dat wil zeggen: informatie waarbij in het hoofd geen beeld kan worden gevormd. Voorbeelden: telefoonnummers, pincodes, jaartallen, plaatsnamen, woorden in een vreemde taal (´woordjes leren´).
Het leren van vreemde talen. In een nieuw te leren taal kunnen dezelfde problemen optreden als in de eerste taal. Op school zijn vaak vooral het ´woordjes leren´ en soms het leren van de grammatica een probleem.
Motivatieproblemen, faalangst en/of vermijdingsgedrag. Deze zijn meestal geen oorzaak, maar juist een gevolg van de leerproblemen.